You are here

Praktische handleiding voor de medewerkers "dendrologen"

Omtrek
1. De omtrek van de bomen wordt gemeten op 1m50. Om specimens correct met elkaar te kunnen vergelijken is het belangrijk dat deze consensus steeds correct wordt gevolgd of dat alle uitzonderingen expliciet worden vermeld (Fig. 1).
2. Metingen worden afgerond naar de meest dichtbije centimeter. Voor metingen van voor 1 juli kan men afronden naar de hogere centimeter.
3. Het is aanbevolen om een metalen rolmeter van 5m te gebruiken. De punt van deze meter kan best wat worden bijgevijld om een makkelijke vastzetting in de boomschors te bekomen. Zo vermijdt u dat telkens een tweede persoon de meter moet vasthouden bij meer omvangrijke specimens.
4. De rolmeter wordt zo strak als mogelijk rond de stam gespannen. De meting gebeurt loodrecht op de as van de stam; bij schuin groeiende bomen wordt de meter dus ook schuin rond de stam gespannen (Fig. 10).

5. Bij bomen op een helling of schuin groeiende exemplaren meet men aan de kant van het gemiddelde niveau (gelijk aan het theoretische centrum van de stam) en dus niet aan de hoogste of laagste kant van de boom (Fig. 5, Fig. 7 en Fig. 10).

6. Indien het niet mogelijk is de stamomtrek te bepalen op 1m50 (bijvoorbeeld door een bult, zijtak, 2-stammige boom, enz.) wordt de omtrek gemeten op het smalste punt onder 1m50. De exacte hoogte waar de omtrek werd bepaald, en de reden waarom niet op 1m50 werd gemeten, worden opgenomen in de kolom 'Data' (Fig. 2 en Fig. 3).

7. Het kan interessant zijn om bij vertakkende specimens de verschillende hoofdstammen op 1m50 te meten. In dit geval wordt enkel de omtrek van de dikste hoofdstam in de databank opgenomen. Andere metingen (dunnere hoofdstammen of metingen op een lager punt of aan de basis van de boom) komen in de kolom 'Data' (Fig. 4).
8. Indien een 'boom' vertakt vanaf de basis (meerstammigheid) maar het specimen toch merkwaardig is wegens omvang, leeftijd of zeldzaamheid, wordt de omtrek gemeten aan de basis. Ook dit dient expliciet in de 'Data' te worden opgenomen (Fig. 6).
9. Tijdens het meten wordt ook bepaald of het specimen al dan niet is geënt. Onder 'Data' komt dan tevens de hoogte van het entlitteken.
10. De gemeten omtrek in centimeter komt in de kolom 'Om'.

 

Wanneer de door u aangeleverde metingen ingevoerd worden in de Beltrees databank, wordt eveneens een rangschikking naar stamomtrek op 1m50 gemaakt per taxon. De dikste boom of "kampioen" van een bepaald taxon voor België krijgt in de databank een"**" als teken. De drie daaropvolgende krijgen een "*", de zes daaropvolgende een "°" en de tien daaropvolgende een ".". Merkwaardige of bekende specimens die niet tot de dikste van het land behoren krijgen een "-" als code.

 

 

 

Hoogte
In onze gegevensbank wordt om een aantal verschillende redenen (invloed van omgevingsfactoren, praktische haalbaarheid en nauwkeurigheid) minder belang gehecht aan de hoogtemetingen.
Toch is een hoogtemeting interessant en ook het publiek zal graag vernemen welke de hoogste bomen van het land zijn en waar deze groeien. Daarom willen we u toch stimuleren om hoogtemetingen uit te voeren indien haalbaar; zeker waar het majestueuze exemplaren betreft. In dit geval kan men tenminste bepalen in welke categorie de hoogte van de boom zich bevindt: 10, 15, 20, 25, 30, meer dan 30m. Men kan de meter in verticale stand gebruiken als 1 van de benen van een rechthoekige driehoek, terwijl uw horizontaal gestrekte arm het andere been van deze driehoek vormt. Via driehoeksmeetkunde kan men dan de hoogte van de boom bepalen (Fig. 8 en Fig. 9). Er bestaan ook handige applicaties op smartphone: bijvoorbeeld de Zwitserse app MOTI die gratis is: http://www.moti.ch/drupal/?q=en. Vraag ons advies indien nodig. De gemeten hoogte in meter komt in de kolom 'H'.



 

Determinatie
Nog belangrijker dan het bepalen van de omtrek en/of hoogte van een boom is natuurlijk de correcte identificatie van het specimen. Een aantal handige pocketgidsen daarvoor zijn:
* Mitchell, A. 1978. Trees of Britain and Northern Europe. HarperCollinsPublishers Ltd., London. ISBN 0-00-219213-6. (Second edition).
* Mitchell, A. & Wilkinson, J. 1984. Arbres de France et d'Europe occidentale. Arthaud. ISBN 2-7003-0450-0 (ook Engelse editie beschikbaar).
* Brockman, C.F. 1986. Trees of North America. Golden Press, New York. ISBN 0-307-13658-2
* The Hillier Manual of Trees & Shrubs. Pocket Edition. 2OO2. David & Charles, Newton Abbot. ISBN 0-7153-0804-4
* Boom, B.K. 2000. Nederlandse Dendrologie. H. Veenman & Zonen, Ede. ISBN 90-278-1552-6. (Dertiende druk. Geheel herzien).
* de Koning, J. & van den Broek, W. 2009. Dendrologie van de Lage Landen. KNNV Uitgeverij, Zeist. ISBN 9789050112963. (Veertiende druk Nederlandse Dendrologie. Eerste geheel herzien druk Dendrologie van de Lage Landen).
In een aantal gevallen zal het niet mogelijk zijn om met deze veldgidsen tot de juiste naam van de plant te komen. Fotografisch materiaal of -beter nog- herbariummateriaal zijn dan onontbeerlijk voor verdere identificatie thuis met meer gespecialiseerde literatuur. Altijd interessant is een goed overleg met collega's, en alleen al om deze reden stimuleren we u om steeds met twee personen de metingen uit te voeren. Indien na raadplegen van literatuur en collega's onzekerheid blijft bestaan adviseren we het gebruik van 'aff.' waarbij wordt verwezen naar het taxon waarmee het specimen de meeste affiniteit vertoont.
In geval van cultivars zal soms het gebruik van 'groepen' noodzakelijk blijken [vb. Fagus sylvatica (Heterophylla groep) voor de cultivars met ingesneden tot lijnvormige bladeren zoals 'Aspleniifolia', 'Laciniata', 'Incisa' en 'Quercifolia'].
Het aanpassen van wetenschappelijke namen aan de meeste recente consensus (taxonomische synoniemen) en volgens de Code voor Botanisch Nomenclatuur (nomenclatorische synoniemen) zal -indien nodig- door ons gebeuren.
De naam van de plant komt in de kolom 'Naam'
Gezondheidstoestand
De kolom status ('S') laat u toe een indicatie te geven van de gezondheidstoestand van de plant. De gebruikte codes zijn:
5: plant zeer weelderig, uitzonderlijke afmetingen
4: plant in perfecte gezondheid
3: plant niet in perfecte gezondheid: onaangepast, zwakke groei, stresssituatie, en dergelijke meer
2: plant beschadigd door storm of vorst of andere vormen van fysieke schade
1: plant is stervende
0: plant is dood (mogelijke oorzaak en datum van afsterven wordt in de kolom 'data' opgenomen)

 

Afkortingen
In de 'Data' kolom kan per specimen extra informatie opgenomen worden. Voor een aantal standaardopmerkingen hebben wij afkortingen uitgewerkt:
Bj: bosje in het park
Bo: bos
Gr: groep (met het aantal)
Kr: kroon (diameter in m)
Om: omtrek (in cm)
Pk: in een park
Pl: gevolgd door de datum van aanplanting
Rij: in een rij (laan)
So: solitair, alleenstaande boom
St: rechte stam (met vermelding van de hoogte)
Tk: tak
Ul: uitlopers, meerdere stammen (opslag), eventueel plus aantal
Vk: vork (hoogte en aantal stammen)
ZM: zeer mooi
ARB: "Arbres Remarquables de Belgique" (Eaux et Forêts 1978)
MBV: "Merkwaardige Bomen in Vlaanderen" (1989)
KBBM: Koninklijke Belgische Bosbouwmaatschappij
a/: aan
o/: onder
t/: tegen
gem./: gemeten, opmeting (indien niet op 1m50)
merkw: merkwaardig
xx: yyycm: datum (xx) gevolgd door vorige omtrek(ken) (yyycm)

 

Plattegrond en lokalisatie van de specimens

Om in de toekomst de gemeten bomen terug te kunnen vinden is een exacte plaatsbepaling van elk individu noodzakelijk. Een nummering van perken volgens hun natuurlijke omgrenzing kan terugvinden van bomen makkelijker maken (kolom 'Loc').

Anderzijds kan men elk specimen aanduiden op een schets van het domein (of kopie van stafkaart) met verwijzing naar omtrek of een uniek nummer per specimen (kolom 'Loc Num').

Het gebruik van een GPS toestel helpt ons om de bomen in de toekomst gemakkelijk terug te vinden. Hiervoor kan je ook een applicatie op je telefoon gebruiken. Bijvoorbeeld ‘GPS Tools’ of ‘GeoODK Collect’. Vermelding van de coördinaten bij metingen worden altijd mee opgenomen in de Beltrees databank. Als je op voorhand kaartmateriaal wilt opzoeken zijn volgende sites interessant:

 

Lokaal uniek nummer per specimen
Indien de bezochte collectie een systeem hanteert waarbij elk individu zijn eigen uniek nummer heeft, dan wordt dit nummer opgenomen in de kolom 'Loc Num'.

 

BD Nummer
Elke boom krijgt bij invoering in onze gegevensbank een eigen uniek nummer, het BD-Nummer. Indien er reeds vroeger metingen in een betreffend park zijn gebeurd, dan zullen reeds een aantal bomen een BD-Nummer hebben. Wij kunnen u een lijst met reeds gemeten bomen per park bezorgen zodat de mogelijkheid bestaat om een reeds vroeger gemeten individu terug te zoeken en/of te vinden.
 
Gegevens voor de databank "BELGARD"
Een aantal gegevens zijn ook die noodzakelijk voor onze databank 'BELGARD', die de gegevens per park bevat. Indien de boom geïsoleerd staat, of in een niet noemenswaardig park, is het noodzakelijk het adres waar de boom zich bevindt op te nemen onder 'Data'.
Onder 'Parc code' noteert u dan respectievelijk ISOLE of VARIA. Indien het een 'nieuw' park betreft, gelieve dan zoveel mogelijk informatie over dit park te verzamelen (naam, adres, eigenaar, verantwoordelijke, oppervlakte, datum van aanleg, architect, dendrologische en esthetische waarde, enz.). Wij zorgen dan voor een unieke code voor dit park.